"Wat ik deed toen ik aan het schilderen was, namelijk voor het doek met de verf en het penseel, aan het einde van het penseel liet ik mijn hand een beweging maken in een concentratie over dat verleden, die mensen, in de veronderstelling dat er in mijn voorvaderen een eindeloze reeks sympathische bewegingen zitten of bijvoorbeeld een eindeloze reeks effectieve agressieve bewegingen of ook een eindeloze reeks droeve bewegingen en ook op niets uitlopende bewegingen. Zo maakte ik schilderijen als een soort tijdmachine waarin ik nu laat zien hoe het was. De beweging van de voorvaderen."
311. 
 
312. 
 
313. 
 
314. 
 
315. 
 
316. 
 
317. 
 
318. 
 
319. 
 
320. 
 
vervolgpagina's:

  1 / 2 / 3 / 4 / 5 / 6 / 7 / 8 /